Pagina 30 (NL)  B1-2024 PNKV BiuletynOnline.

Een verhaal van lange adem

Over de Nederlandse literatuur

Grażyna Gramza

De basis van de Nederlandse literatuur werd gelegd door vrouwelijke mystici. De christelijke mystiek, die zich in het Belgisch-Nederlandse gebied ontwikkelde, werd geïnitieerd door Bernardus van Clairvaux, die de cultus van de menselijkheid van Christus predikte, die weerklank vond in extatische vormen van spiritualiteit en de ontwikkeling van de mariale devotie beïnvloedde. In de 13e eeuw was er een toename van religieuze roepingen onder vrouwen, die hun toevlucht zochten in hervormde cisterciënzerordes of hun eigen onafhankelijke vormen van religieus leven creëerden, zoals de Begijnen.

Mystici
Een van hen was Hadewijch, die in haar werk een gedetailleerde beschrijving geeft van een mystieke ervaring. Het draait om het thema liefde en de beschrijvingen zijn zo suggestief dat ze bijdragen aan de ontwikkeling van de mystieke theologie. Ze oefende grote invloed uit op Eckhart en Margaretha Porete, een Begijn die geassocieerd wordt met de Vlaamse mystiek. Over het leven van Hadewijch zelf is moeilijk iets met zekerheid te zeggen, omdat er geen originele geschriften van haar bewaard zijn gebleven. Alle teksten komen uit overgeleverde kopieën. Ze was zeker goed opgeleid, wat wijst op een adellijke achtergrond. Ze kende Latijn en Frans en was goed thuis in de theologische verhandelingen van die tijd. Van manuscriptkopieën wordt aangenomen dat er 45 liederen, 31 prozabrieven, 16 berijmde brieven en 14 geschreven visioenen bewaard zijn gebleven. Ze leefde in Brabant waarschijnlijk tussen 1210 en 1260. Vandaag de dag wordt ze beschouwd als een vertegenwoordiger van de middeleeuwse lyrische poëzie, maar als haar gedichten worden gelezen zonder na te denken over de tijdelijke en religieuze context, kunnen ze worden beschouwd als erotiek.

Beatrice van Nazareth (ca. 1200-1268), een alumna van de Begijnen van Léau en een cisterciënzer non, stichteres van het klooster van Lier (bij Antwerpen), was ook een schrijfster en wordt door de Rooms-Katholieke Kerk als gezegend beschouwd. Ze schreef vele boeken waaronder de spirituele autobiografie 'Quinque prudentes virgines' (Vijf jonge maagden).

Berta Jacobs (beter bekend als Suster Bertken), een van de laatste middeleeuwse mystici, geboren rond 1426 in Utrecht, was ook een interessante figuur. Ze liet zich in haar eigen cel inmetselen. Berta Jacobs, die tientallen jaren in afzondering leefde, werd behandeld als een orakel. Zowel gewone mensen als vertegenwoordigers van de gemeentelijke autoriteiten kwamen bij haar voor advies. Er zijn twee boeken van haar bewaard gebleven, beide van religieuze aard. Het eerste is 'Het boecxken van dye passie', met prozabeschouwingen over het martelaarschap van Christus. Het tweede, getiteld 'Suster Bertkens boeck tractierende van desen puncten', bevat een serie gebeden, een kersttraktaat, een dialoog tussen een gelovige ziel en de bruidegom Christus en acht liederen.

De literatuur van de mystici was stedelijk van karakter, omdat Nederland in de Middeleeuwen sterk verstedelijkte. In de 15e eeuw woonde al 40% van de mensen in steden, wat ongehoord was in andere landen, waar slechts 20% burgerlijk was (we hebben het dan over West-Europa).

Het lot van vrouwelijke literaire mystici varieerde sterk en ze mochten zich niet altijd uitspreken. Soms werd hun stem met wantrouwen bejegend of werden ze beschuldigd van contacten met het kwaad. Ze kregen geen toegang tot boeken en mochten niet schrijven. Het aantal opgeleide en vergeestelijkte vrouwen in wat nu België en het Koninkrijk der Nederlanden is, was in de Middeleeuwen echter uitzonderlijk hoog en omdat literatuur 'geschiedenis van de lange adem' is, schrijft een zeer groot aantal vrouwen in het Koninkrijk der Nederlanden ook vandaag. Vooral jonge vrouwen spreken zich uit, vooral in de postmoderne stroming. Ze vormen ook groepen, misschien niet in begijnhof, maar bijvoorbeeld op Facebook.

Ook zichtbaar in de hedendaagse literatuur is het werk van non-binaire mensen die bepaalde taboes doorbreken, zoals Marieke Lucas Rijneveld, auteur van onder andere de roman 'Angst komt bij schemer'. Zijn boeken komen uit de rijke trend van de landelijke, regionale roman (bijvoorbeeld romans van Felix Timmermans en Herman de Man). Deze trend is merkbaar ondanks het feit dat Nederland zo ontzettend stedelijk is. Misschien is dit de reden waarom het platteland sterk geïdealiseerd wordt of juist een slechte plek vertegenwoordigt?

Verzuiling
Een ander element, als we het hebben over 'levensduur', is de verzuiling, die begon in de 19e eeuw en pas begon te verdwijnen in de jaren 1970. Verzuiling, in de meest algemene termen, is de verdeling van de samenleving in socialistische, protestantse, katholieke en liberale (neutrale) pijlers. Verzuiling kanaliseerde op de een of andere manier sociale spanningen, wat gunstig was voor het samenleven van mensen met verschillende wereldbeelden. Deze indeling gold voor televisie, radio, maar bijvoorbeeld ook voor een verzekeringsmaatschappij, een sportclub, een partij, een kleuterschool, een school of een universiteit. De Vrije Universiteit van Amsterdam was bijvoorbeeld een calvinistische universiteit, terwijl de Vrije Universiteit van Brussel liberaal-anarchistische wortels heeft. Dit betekent dat wat 'vrij' is erg afhankelijk is van de cultuur in kwestie. Hetzelfde gold voor de literatuur. In de 19e eeuw hebben we de katholieke emancipatie en is er een soort Nederlandse romantiek. Tegelijkertijd is er een protestantse opleving als calvinisten tot de conclusie komen dat de studie van de Schrift (het analyseren van het Woord) te koel is. Er ontstaan piëtistische bewegingen en er is net een opleving gaande, dus ook dan hebben we een soort verzuiling in de romantische stroming. De liberale vleugel liet zich ook gelden in de literatuur. Natuurlijk werd dat toen niet zo gezien, het was de hedendaagse kijk op de literatuur van die tijd.

De verwijzing in de 19e eeuw naar geschriften van vóór de 16e eeuw, bijvoorbeeld door katholieken naar het werk van mystici (bijvoorbeeld het werk van Jan Ruysbroeck, auteur van De glorie van het klerikale paren), was in die tijd nogal problematisch. Dit kwam door de nationalistische ideologie - in 1830 splitste het Koninkrijk der Nederlanden zich in tweeën en werd België in het zuiden gevestigd. Het grootste deel van de middeleeuwse Nederlandstalige literatuur werd daar geschreven, en pas in de 20e eeuw werd de Vlaamse en Nederlandse cultuur erkend als een gedeeld erfgoed tussen Belgen en Nederlanders.

Kolonializm
Na literaturę niderlandzką ogromny wpływ miała kolonialna przeszłość Holendrów. Dzięki temu mamy bardzo bogatą literaturę podróżniczą, która była szczególnie popularna w XVIII wieku. Podstawą jej były przede wszystkim dzienniki pokładowe statków, a najbardziej chyba znanym dziś są zapiski kapitana i kupca, Willema Bontekoe (1587-1657) z jego rejsu do Indii Wschodnich. Były one wznawiane około siedemdziesięciu razy, a Johan Fabricius włączył je do swojej młodzieżowej powieści „Chłopcy okrętowi Bontekoe” (1924). Książkę sfilmowano w 2007 roku, a wcześniej ukazał się komiks bazujący na tej powieści. Sam zwrot „podróż Bontekoe” wszedł do języka jako opis niezwykłej podróży, w której dzieją się niesamowite przygody i zwroty akcji, ale bohater wychodzi z nich zawsze zwycięsko.

Eerst de ontdekkingsreizen en later de handelsreizen brachten Nederland in de voorhoede om te ervaren dat de samenleving heterogeen is in de zin van culturele diversiteit en niet alleen klassendiversiteit (zoals bijvoorbeeld in Polen: adel - horigen boeren). Al in de 19e eeuw waren de onderdanen van de Nederlandse koning de 35 miljoen moslims in Indonesië. Onderzoek naar de islam en de Arabische taal werd geleid door Christiaan Snouck Hurgronje, die zich zelf bekeerde tot het moslimgeloof. Hij pleitte voor een ander beleid ten opzichte van de Indonesische bevolking dan de regering. In 1923 schreef hij dat 'er gebroken moest worden met het concept van de morele en intellectuele inferioriteit van de inboorlingen'. Hij vond dat deze kolonie autonomie moest krijgen. Als zijn suggesties waren overgenomen, zou dat misschien een brute bevrijdingsoorlog hebben voorkomen.

Zo'n grote sociale differentiatie leidde ertoe dat de inwoners van het Koninkrijk der Nederlanden met elkaar in dialoog moesten gaan en moesten instemmen met het samenleven van de 'ander'. Hierdoor ontwikkelde zich een cultuur van discussie en compromis, die teruggaat tot de Middeleeuwen (de dreiging van overstromingen - het eerste 'waterschap' werd al in 1255 opgericht) en later tot het Nederlandse parlementarisme. Het idee is dat niemand zich verslagen mag voelen in een discussie.

Religieuze oorlogen
Als we teruggaan naar eerdere perioden, weten we natuurlijk dat de Nederlanders ook hun godsdienstoorlogen hadden, maar deze waren ook een oorzaak van 'het met elkaar vinden'. Een voorbeeld is de vertaling van de Bijbel in de 17e eeuw. In Duitsland werd de Bijbel vertaald door Maarten Luther en werd het model voor de moderne Duitse taal. In Nederland was het een ander verhaal. Er werd een commissie ingesteld om in het Nederlands te vertalen, die bestond uit vertegenwoordigers van verschillende provincies en achtergronden. De rijksten domineerden niet die uit armere streken. De vertalers moesten ervoor zorgen dat er niet te veel regionalismen in de tekst voorkwamen, en als die er wel waren, moesten ze door anderen begrepen worden. Onbewust legde dit de basis voor de toekomstige standaardisering van de taal.

Het is ook interessant om te zien dat zelfs vandaag de dag heel Nederland discussieert over literatuur. Toen Marieke Lucas Rijneveld werd gevraagd om een gedicht te vertalen dat de 22-jarige Amanda Gorman voordroeg tijdens de beëdigingsceremonie van president Biden, ontstond er een discussie in de media over wie het moest vertalen. Het ging natuurlijk over de huidskleur van de dichteres en het feit dat er genoeg literaire vrouwen met een vergelijkbare achtergrond zijn die de taak hadden kunnen krijgen.

Een van de belangrijkste discussies over literatuur uit het interbellum waren de argumenten over de persoonlijkheid van de auteur. Ze kunnen getiteld worden: "De vorm of de man?" "De 'man' is de persoonlijkheid van de kunstenaar, en zelfs als zijn werken onvolmaakt zijn, kun je zien dat er een mens achter zit, er is 'iemand' daar, niet alleen de schrijver, iemand vluchtig. Aan de andere kant is er de vorm, waar het ging om een sterke nadruk op formalisme. Voorbeelden hiervan zijn de schrijver van korte verhalen Jan Jacob Slauerhoff (1898-1936) en Multatuli zelf (1820-1887), wiens persoonlijkheid onlosmakelijk verbonden is met zijn werk.

In het interbellum werden, behalve Multatuli, alleen vrouwen-, zeden- en geschiedenisteksten in het Pools vertaald. De boeken van Jo van Ammers-Küller (1884-1966) bijvoorbeeld: "Vrouwen van de familie Coornvelt", een trilogie (Poolse uitgave 1933-1934), "De appel en Eva" (Poolse editie 1934) en "Pochód krzyżowy kobiet" (Poolse editie 1939).

In Nederland is integratie door middel van cultuur zeker geslaagd. Exofonische schrijvers, d.w.z. schrijvers die in een andere taal dan hun moedertaal schrijven, zijn hier een voorbeeld van. Sinds de jaren negentig is er geïnvesteerd in culturele projecten en de fantastische resultaten zijn nu zichtbaar.

De discussie over de Nederlandse identiteit is nog niet voorbij, maar veel antwoorden liggen verborgen in de literatuur - zowel oude als hedendaagse. Het is de moeite van het onderzoeken waard. En er is een kans om dat te doen, want in 2019 verschijnt een werk onder redactie van Jerzy Koch en Piotr Oczki getiteld 'I see rivers wide...'. Dit tweedelige werk, gepubliceerd door de Adam Mickiewicz Universiteit in Poznań, is niet alleen een lezing over de geschiedenis van de Nederlandse literatuur, maar ook een verzameling interessante essays die op zichzelf kunnen staan. De auteurs zijn onderzoekers en literatuurwetenschappers uit verschillende academische centra in Polen, wat een diversiteit aan visies en standpunten garandeert, waarbij de literatuur wordt bekeken door het prisma van religie, kunst, politiek en onderwijs.

- - -